Dyuishen wordt na zijn ontslag uit het Rode Leger door de Jonge Communistische Liga toegewezen aan de bergachtige Kirgizische regio in Centraal-Azië. Het is 1923 en de burgeroorlog is voorbij. De voormalige soldaat wordt leraar en brengt de leninistische doctrine naar het afgelegen moslimgebied waar ouders hun kinderen niet naar school lieten gaan. Hij wordt verliefd op een van zijn leerlingen, maar de jonge vrouw wordt door haar vader verkocht aan een rijke hoofdman. Wanneer de school afbrandt, worden de majestueuze populieren die een bron van lokale trots zijn, gekapt om de nieuwe structuur weer op te bouwen.