Dit fascinerende portret volgt de reis van de schilder tussen 1910 en 1930, van Vitebsk, laboratorium van de Russische avant-garde, naar Parijs, waar een belangrijke pagina in de kunstgeschiedenis werd geschreven. Gevoed door ontcijferingen van werken en inzichten van specialisten (waaronder Meret Meyer, zijn kleindochter), vertelt het ook de opkomst van een generatie Russisch-Joodse kunstenaars, spilfiguren tussen Oost en West, traditie en moderniteit, figuratief en abstractie.